Brettensuite 2015

Herbert Nouwens over de Brettensuite

Relatie met gebied
‘Ik heb heel lang in Amsterdam gewoond en in de jaren ’90 had ik mijn werkplaats op het Westergasfabriekterrein. Toen de Westergasfabriek werd gesaneerd en het park werd aangelegd, moest ik daar weg. Ik kwam er in 2014 terug: omdat ik 60 jaar werd, een mooi moment om eens het werk van de afgelopen decennia bij elkaar te zien op mijn oude werkplek. Een aantal beelden is daar toentertijd ook gemaakt. Naar aanleiding van deze tentoonstelling Angels’ Share werd ik benaderd door ambtenaren die graag het Brettenpad ook op een culturele manier op de kaart wilden zetten.’

De plekken langs het Brettenpad zorgvuldig gekozen
‘Ik vind het heel erg belangrijk dat er een relatie is tussen een beeld en zijn omgeving. Ik heb dus welbewust plekken uitgekozen die als het ware vroegen om een markeringspunt langs het Brettenpad. De meeste beelden zijn afkomstig uit de tentoonstelling Angels’ share en sommige zijn speciaal uit Slochteren, waar ik sinds 2004 woon en werk, naar Amsterdam gehaald, omdat ik vond dat ze een zinnige toevoeging waren. Ik hoop dat de fietser of wandelaar langs dit wonderschone pad verrast wordt door de beelden die er geplaatst zijn en dat ze het ook zien als een rij kralen aan een ketting. Geen losse elementen, maar beelden die samen een verhaal vertellen. Daarom heb ik het ook de Brettensuite genoemd. Een suite is een verzameling muziekstukken die zelfstandig kunnen klinken, maar die in samenhang met elkaar een muzikale reis mogelijk maken voor de luisteraar. Als dat gebeurt met mijn Brettensuite, dan ben ik blij.”

Locatie: Amsterdam – Halfweg
Vrij toegankelijk

Fotografie: Piet Koster

Brettensuite, een voorjaarsimpressie

Remco Daalder, stadsecoloog Amsterdam heeft op verzoek van Herbert Nouwens een prachtig stukje geschreven over de Brettensuite. Acht uur ’s morgens, eind februari. Ik neem de pont van Amsterdam Noord naar de Houthavens. De pont staat vol met fietsers, die na het aanmeren in een lange file richting Westerpark gaan. Het doet me denken aan foto’s van Amsterdam uit de jaren vijftig. Lange rijen fietsende havenarbeiders, op weg naar hun werk. Zij fietsten omdat ze geen geld voor een auto hadden, wij fietsen omdat een auto nutteloos is geworden in de stad. De sliert fietsers gaat het Westerpark in, gaat richting Sloterdijk. Ik heb nooit beseft dat dit deel van de Bretten zo’n belangrijke forensenroute is. In het Westerpark krijgen de fietsers gezelschap van hardlopers in alle vormen en kleuren. En van stadsnatuur: broedende reigers op nesten hoog in de bomen van het eiland, halsbandparkieten. Voedselzoekende meeuwen bedekken de grasvelden. Bij de Waternatuurtuin is een tunneltje dat leidt naar de kinderspeelplaats Het Woeste Westen. Daar zie ik de eerste beelden van Herbert Nouwens. Ze staan aan weerszijden van de tunnelingang, als robuuste schildwachten. Ondanks hun grootte zijn de beelden onnadrukkelijk aanwezig. Ze vallen nauwelijks op. Ze passen goed bij de grote stenen van de ecopassage die dieren door het tunneltje moet leiden. Ze passen goed bij de tanige man die fanatiek touwtje staat te springen. Deze beelden hebben een menselijke maat en organische vormen, net als het Westerpark zelf. Vanuit de waternatuurtuin roepen wintertalingen, ik hoor een groene specht lachen. Deze plek klopt. De Brettenroute staat met groene stippen op het asfalt aangegeven. Volg de stippen en je fietst tussen de volkstuinen en de achterkanten van onherbergzame kantoorkolossen door, richting Sloterdijk. Stromen fietsers, stromen hardlopers. Vanuit de volkstuinen zingende bosvogels: zanglijster, roodborst, winterkoning. Een sperwer schiet tussen de bomen door. Ik zie het beeld van Nouwens aan de rand van de volkstuinen pas op het laatste moment. Weer zo’n grootse bescheidenheid. Geen brutaal gebaar, geen kijk mij eens even, maar een simpele toevoeging, een accent voor diegenen die goed willen kijken, die iets willen ontdekken. En tegelijk een ontmoetingsplek voor de volkstuinders, een dorpspomp, we treffen elkaar bij de verroeste boom. Bij het oude dorp Sloterdijk raak ik pas echt onder de indruk. Hier staat een beeld dat lijkt op een boomstobbe, op de stam van een reusachtige vijgeboom uit het regenwoud. Het beeld staat in het water en voegt zich naar de elzen, populieren en abelen eromheen. Op deze wat mistige morgen geeft het beeld de hele plek een mystieke sfeer. Organisch en net niet van deze wereld. Een prachtig contrast met het sombere, houterige beeld “Ode aan de verdwenen boer” van Karel Gomes dat twintig meter verderop staat. Dan de Arlandaweg. Kaarsrechte, te brede weg tussen niet al te fraaie school- en kantoorgebouwen door. Tochtig, altijd wind tegen, een gevoel van moedeloosheid overvalt de fietser. Nouwens heeft hier sombere, hoekige gestaltes neergezet die de zakelijkheid van de omgeving accentueren. Je wordt er niet vrolijker van. Na Sloterdijk is iedereen ineens weg en ben je alleen met de groene stippen op het asfalt en de langsrazende auto’s op de Haarlemmerweg. Het verkeerslawaai doet aan het geruis van de zee denken. Een vrolijke krul van Nouwens bij de sportvelden doet het humeur, dat op de Arlandaweg een deuk kreeg, weer opklaren. De Bretten worden naar het westen toe steeds wilder en vreemder. In de sloten krakeenden, duikende kuifeenden en baltsende futen. Mummelende goudhaantjes komen net boven het verkeer uit. Langs het fietspad vossendrollen. De beelden worden bakens in de eenzame woestenij. Bakens op weg naar de kust. Ze maken de bijna bedreigende ruimte intiemer. Ze worden minder in aantal: de stad ligt achter ons. Bij Halfweg wuift het laatste beeld me vaarwel. De duinen lonken.

Klik rechts boven in de kaart op het fullscreen icoontje om de kaart op GoogleMaps groot te openen.

BRETTENSUITE

Jeroen Damen  (www.mandarte.nl)

Wie met de trein van Amsterdam Centraal naar Amsterdam Sloterdijk rijdt, ziet links uit het raam een groot, roestbruin gevaarte staan. Vlak erbij staat er nog zo een. Het zijn sculpturen van kunstenaar Herbert Nouwens. Ze staan daar puur voor zichzelf. Deze twee staan langs een wandel- en fietspad van Amsterdam naar Halfweg, het ‘Brettenpad’. Er staan nog meer sculpturen van Herbert Nouwens. Dat roept om een verkenningstocht.

Het Brettenpad is een gecombineerd fiets- en wandelpad, gemarkeerd in het asfalt met groen met witte stippen. Het loopt van Amsterdam West naar Halfweg. Links van de stippen is het fietspad, rechts van de stippen een wandelstrook met veel zijpaadjes door de bosschages. Het pad is genoemd naar een voormalige herberg even ten westen van Amsterdam: ‘Het Huis Bretten’. Volgens de beschrijving van de Gemeente Amsterdam gaat het hier om de laatste ‘stadswildernis’. Er is erg veel zuiver Hollandse vegetatie: wilgen in diverse variëteiten en groottes, elzen, berken, eiken, ligusters, kornoeljes, en meidoorns. Ook zeldzame soorten als de koekoeksbloem, de rietorchis en de moerasmelkdistel, innig met elkaar verstrengeld, buigend in de wind, zomers gonzend van bijen en andere insecten. Stenen plaquettes langs het pad tonen afbeeldingen van de vegetatie en het dierenleven dat zich hier ophoudt. Een waar paradijs voor de Amsterdamse stadsbewoner en alle andere liefhebbers van het buitenleven. Toch is er niet alleen groen. Het ‘stedelijke’ van deze wildernis wordt duidelijk door de ligging van industrieterreinen langs het pad en door uitgestrekte sportvelden en grootschalige volkstuincomplexen. Daar zet de stad zich onverdroten voort tussen het groen. Houten en stenen huisjes in alle vormen en maten, omgeven door nu eens woeste en dan weer keurige tuinen, afgegrensd met allerlei soorten hagen en schuttingen. Overal langs het pad ligt het spoor. De eerste spoorlijn van Nederland, die liep van Amsterdam naar Haarlem, is nu vervangen door een moderne, drukbezette lijn. Elke paar minuten raast er een blauwe sprinter of gele intercity overheen. Een van de oudste trekvaarten loopt hierlangs en scheidt de spoorlijn en de snelweg naar Haarlem van het Brettenpad. Het verkeer is altijd achter het groen aanwezig. Voor het oog een bloeiende wildernis, voor het oor een hoorbare stad. De sculpturen die hier ter sprake komen zijn door de beeldhouwer Suites genoemd. Suite. Het woord komt van het Franse ‘suite par…’ en betekent ‘gevolgd door…’. Het is vooral bekend uit de muziek. Het tekstbord maakt duidelijk dat alle Suites op zich weer onderdeel zijn van de overkoepelende “Brettensuite”, die de samenhang van de twintig sculpturen toont.

Wie met de trein van Amsterdam Centraal naar Amsterdam Sloterdijk rijdt, ziet links uit het raam een groot, roestbruin gevaarte staan. Vlak erbij staat er nog zo een. Het zijn sculpturen van kunstenaar Herbert Nouwens. Ze staan daar puur voor zichzelf. Deze twee staan langs een wandel- en fietspad van Amsterdam naar Halfweg, het ‘Brettenpad’. Er staan nog meer sculpturen van Herbert Nouwens. Dat roept om een verkenningstocht.

SUITE 1

EEN VERRASSENDE ONTDEKKING

Een manshoge H-balk van staal staat loodrecht op een stalen plaat in het gras. Daar tegenaan aan leunt een gewelfde ijzeren plaat. Deze plaat is zo gevormd dat hij achterwand en dak tegelijk is.  Hij lijkt afkomstig van een scheepsboeg of de achterkant van een schip. De ene zijde van de hoek is gegolfd alsof hij ergens klem heeft gezeten, terwijl de andere nog betrekkelijk strak is. Wie weet lag hij gewoon ergens op de werf van een sloopbedrijf. De beeldhouwer combineerde hem met de staande H-balk op een grondplaat, zo dat de hoek voor altijd rechtop overeind zou blijven staan, met de strakke zijde als achterwand. Dankzij die buitengewoon simpele maar overtuigende ingreep staat er nu een beschutting, een oervorm van een woning, de beschermende overhuiving van een grot en een speelhut uit een jongensdroom tegelijk. Alsof een reuzenkind een paar toevallig gevonden gewichten tegen elkaar heeft gezet, in wankel evenwicht, zoals een kind met blokken speelt en ontdekt dat het onmogelijke stapeltje onherroepelijk omvalt. Maar de beeldhouwer is het kindstadium technisch voorbij, hij kan lassen. Dat betekent dat hij al zijn kinderlijke dromen en andere ongebreidelde fantasieën werkelijk bestaanbaar kan maken in sculptuur. Dit stalen droombeeld doet net alsof het  een echte woning is en niet een door mensenhanden gemaakte nutteloze vorm. De kijker merkt dat hij nog altijd gevoelig is voor een veilige ruimte. Dat hij eigenlijk naar binnen wil.

SUITE 2

‘EN SUITE’

Precies aan de overkant van het Westergasterrein staat Suite 2. De grootte van Suite 2 gaat de menselijke schaal te boven. Je moet echt omhoog kijken om het geheel te zien. Wanneer je op de betonplaat onder de sculptuur gaat staan reik je met moeite tot een derde van de hoogte. Hij staat op een open plek naast het spoorwegviaduct, schuin tegenover Suite 4. Het pad tussen hen door leidt onder het spoor door naar Suite 3. De indruk wordt gewekt dat het hier om een mensfiguur gaat, een standvastige reuzin. Dat komt omdat wij er iets in kunnen herkennen van de driedeling van het menselijk lichaam: benen, romp en hoofd. Natuurlijk wordt een sculptuur gemaakt. Maar de vorm wordt gevonden door het nemen van een ontelbaar aantal beslissingen tijdens het maakproces. Een sculptuur ontstaat  door invallen en associaties, uit het ritme en het gevoel dat de beeldhouwer onderweg in zijn werkstuk combineert. De stukken ijzer zijn niet-willekeurig aan elkaar gezet, maar het resultaat is bij elke stap in het maakproces  opnieuw beoordeeld, om uiteindelijk tot een sterke compositie te komen. Dat die behoorlijk kan afwijken van het eerste plan spreekt vanzelf.

SUITE 3

BEGRAAFPLAATS

Het pad loopt tussen Suite 2 en 4 verder door onder het spoorwegviaduct. In de tunnel zijn de binnenkanten naast het wegdek vol gelegd met  dikke boomstronken van uit de ‘stadswildernis’ gerooide bomen. Dit pad heet het Overbrakenpad en voert langs velden met nieuwe aanplant en een kinderboerderij naar  begraafplaats St. Barbara. Daar staat in een rond perk naast het auditorium, direct achter de toegangspoort, Suite 3.  De sculptuur bestaat uit platte, stalen linten, die op wonderlijke wijze omhooggehouden worden, als ijle luchtstromen die omhoog wervelen. Omdat de linten ontspringen uit een kleine cirkel doen ze denken aan omhoog kringelende rook. Bovenin wordt de opgaande vaart geremd en knikken sommige slierten om en raken ze verward met andere.  Omwille van de stabiliteit zal het noodzakelijk zijn dat ze elkaar bovenin ontmoeten en elkaar onderling steunen om niet uiteen te vallen maar de aanraking is tot een minimum beperkt.  Niet alle linten zijn even lang. Een enkele reikt zelfs niet eens tot halverwege. Hier en daar zijn losse eindjes aan elkaar gelast. Gek genoeg lijken de bomen rondom met hun vaste kruinen veel meer begrensd dan het doorgroeiende staal. Terwijl op deze plek de stalen linten juist hun beweeglijkheid hebben afgelegd.

SUITE 4

STADSWILDERNIS

Deze sculptuur  staat op een multifunctionele plek. Langs de noordkant van het veld ligt  hoog op de dijk het spoor. Tegen het talud is een zandbak voor grote mensen ingericht met allerlei oefentoestellen.  Dit hele speelterrein moet zijn aangelegd nadat Suite 4 hier al jaren stond. Het is prachtig dat de sculptuur hier onder de mensen is, maar een beetje meer ruimte had het geheel goed gedaan. De kunstenaar heeft Suite 4 schuin tegenover – en in relatie tot – Suite 2 geplaatst. Ook toen al vroeg deze zanderige plek aan het spoor om een stevig sculpturaal antwoord. Dit gedeelte van het Brettenpad is nog geen echte wildernis. Aan de sculptuur is geen duidelijke voor- of achterkant te ontdekken. Alle aanzichten zijn gelijkwaardig en ook  totaal verschillend. Vanuit het zuidwesten zie je 6 stalen H-balken van ongeveer vier meter hoog. Ze staan rechtop op een betonnen plaat die in het gras verzonken ligt. De stalen balken staan scheef. Vijf min of meer verticaal, eentje hangt diagonaal door de sculptuur. Tussen de balken in hangen grote stalen platen, omgekruld en gekreukeld, die doen denken aan oude kolenzakken. Van een afstandje heeft het ook iets van een wandelend insect op hoge poten. Je moet er omheen, om te onderzoeken hoe het  in elkaar zit.

SUITE 5

VOLKSTUINEN

Suite 5 staat aan de rand van het pad dat het volkstuinenpark in loopt, na de ingang rechts. Het pad loopt schuin naar links tussen de volkstuinen door. Er buigt ook een pad naar rechts. Suite 5 staat precies voor de splitsing. De sculptuur heeft vier poten, geen één hetzelfde, dik en dun, breder en geknakt. Ze dragen een hoop staal, dat er nonchalant bovenop gekwakt lijkt te zijn. Toen de sprinkhaanachtige poten het leken te begeven onder het gewicht, zijn er nog gauw een paar diagonalen bij gelast om instortingsgevaar te bezweren. Fragiel, wankel, topzwaar, geïmproviseerd, onevenwichtig, maar wel overtuigend.  Zonder kennis van het materiaal, zonder gevoel voor gewicht, massa, constructie en draagkracht, was deze constructie al lang in elkaar getuimeld.

SUITE 6

WAARNEMEN

Suite 6 staat aan de rand van een speelweide in het midden van het volkstuincomplex. Volkstuinen zijn hier niet beplant met groenten of bloemen in keurig bijgehouden perkjes. Dit complex is een park gevuld met groene kavels. Op elk erf staat een fantasiehuis, meestal een houten bouwsel. Om elk erf is een zoom van bomen, hoog opgeschoten planten, hagen of houten- en rieten -schuttingen. Overal grasperken, tuintafels en luie stoelen. Geen grond om te arbeiden, maar om te verpozen.  Midden in het gebied ligt een kas waar zomers planten worden verkocht. Op de rustigste plek aan de overkant van de speelweide, staat Suite 6. De Suite Hert beeld is niet heel groot, iets groter dan een gemiddeld mens.. Hij duikt plotseling op als je over het pad uit het zuiden aan komt lopen. De mantel van een pelgrim, daar doet het aan denken.  De voorkant is open, de bovenkant ook, je zou er in kunnen stappen. Achterkant en beide zijkanten zijn gesloten. Deze geven het meest de indruk van een pij, omdat ze een driedeling laten zien: hoofd, lichaam, voeten. De plooi waarmee de rechter zijwand zich naar binnen buigt ligt lager dan van de zijkanten is te zien. Als een manshoog figuur zich in deze mantel zou hullen, zou die plooi geheimzinnig voor zijn gezicht vallen. De naar binnen geplooide vormen omhullen en beschutten. Een toonbeeld van contemplatie.

SUITE 7

FLUWEEL

Een driehoekig grasveld, aan een zijde begrensd door een sloot, de twee andere door paden langs groene hagen. Rust is hier gegarandeerd en maakt nauwkeurig kijken mogelijk. De plek is vredig. De sculptuur staat als een totempaal aan de rand van een primitief dorp. Hier vangt de sculptuur het volle licht en kan hij zijn plasticiteit tonen. Als je op het gras rondom er omheen draait, ontdek je pas hoe verschillend de aanzichten zijn. De sculptuur is ruim 2,5 m hoog. Hij torent boven je uit zonder dat hij overweldigt. Dat komt door de slanke kolomvorm, die grofweg in tweeën is verdeeld. Het onderste deel is bijna twee keer zo hoog als het bovenste. De scheiding tussen de twee delen ligt ongeveer op ooghoogte. De verhouding tussen hoogte en omtrek wijst naar die van ons eigen lichaam. Je zou jezelf in het staal kunnen denken, dezelfde houding aannemen je zo groot voelen als de sculptuur.

Het bruin, roestkleurig staal wil geen hout zijn als de bomen rondom.  Het staat verstild in deze omgeving die waait en wuift, buigt en zich weer opricht. Dit staal is net als de andere suites stilgezet toen het zijn vorm vond. Het oogt niet als hard staal maar als fluweel. Het is staal dat wij niet kennen. Het is warm. Het is een huid geworden, geen constructie meer.

SUITE 8

NIET-FIGURATIE

Suite 8 staat in het water. Je ziet hem eerst helemaal niet. Het watertje, een verbreding in de bocht van de sloot, ligt op de hoek van de volkstuintjes, richting Sloterdijk. Het is volkomen dichtgegroeid met hoog riet en struiken waardoor het zicht belemmerd wordt.   Gelukkig heeft de plantsoenendienst een paadje gebaand naar een overloop aan de rand van het water. Hij lijkt sprekend op de boeg van een schip, ook omdat er cijfers in de huid staan geperst, die de hoogte boven de waterlijn aangeven. Als het al een steven van een schip is, is die verfrommeld, samengedrukt en platgewalst. De originele vorm is nauwelijks meer te bekennen. Het zal toch niet zo zijn dat de kunstenaar dit gedrocht gewoon heeft gevonden en toen zomaar rechtop in het water heeft gezet? Hij heeft het wel eerst schoongemaakt, er is geen alg te zien. Wie weet heeft hij er ook wel een stuk van afgesneden met zijn thermische lans. Dat lijkt zo omdat de achterkanten op dezelfde manier geribbeld zijn. En dat is van onderen ook gebeurd, onder water, want zo diep als de cijfers aangeven is deze sloot echt niet.  ‘Een monument voor de scheepvaart’. Zo zal het uiteindelijk elk schip vergaan. Was het een onderzeeboot? Heeft een dieptebom dit gevaarte geplet? Is dit een graf in het water?

SUITE 9

ZWEVENDE HOEK

Suite 9 staat in de berm naast het fietspad, recht tegenover een kantoortoren, die is gebouwd volgens de principes van het organisch bouwen. Dat kan niet verbergen dat we aan de rand van de stad zijn aangekomen in een kille steenwoestijn.. Dit is een plek die geregeerd wordt door economische en financiële efficiëntie. Asfalt, betonpaden, spoorrails. Kantoortorens van staal, bakstenen en glas, alles teruggebracht tot de meest saaie en bruikbare vorm, de rechthoekige ruimte. Nouwens plaatste hier twee vierkante kolommen van ongeveer vier meter hoog, schuin tegenover elkaar. Van twee dezelfde, maar kortere balken, is een haakse hoek gevormd. Deze hoek is op de bovenkant van de kolommen gelegd, maar verschoven, zodat hij over de kolommen heen steekt. Het resultaat lijkt een geometrisch geheel. Het zou de hoek van een gebouw kunnen zijn, naar buiten geschoven over twee heipalen, die niet onder, maar op de grond staan. Of een zwevende hoek van een gebouw zonder muren. De staande kolommen lopen een beetje taps toe. De sculptuur begint te leven, omdat de plaat niet strak en haaks is omgezet.

SUITE 10

DANSENDE BLOKKEN

Suite 10 is een groep van vier stapels stalen blokken.  Zij staan precies voor de zware spoorwegviaducten waarover de treinen rijden van Sloterdijk naar Amsterdam Zuid, Schiphol en verder. Onder de viaducten door gaat het fietspad richting Haarlem.. Er is een brede voetgangerspassage rechtsaf naar station Sloterdijk. Op de hoek van deze kruising, op een verhoogd talud, liggen twee rechthoekige platen van lichtgrijs beton met een ijzeren rand. Daarop staat suite 10. Zij tillen de sculptuur net iets boven het gras. De vier stapels  zijn niet even hoog, maar gemiddeld ongeveer manshoog. Je kunt er net niet bovenop kijken. Ze zijn vierkantig, maar geen kubussen. Er zijn drie stapels van twee en een stapel van drie blokken. Je hebt het hele werk in een oogwenk overzien. Er doemt ook meteen een associatie op: Paaseiland. Deze blokken zijn weliswaar niet zo groot, maar ze hebben die houding en hetzelfde massieve. Het massieve van steen.

Een groep. Bijeen gehouden door twee voetplaten. Die gedragen zich als sokkel: zij brengen de vier stapels bijeen tot een groep en geven de sculptuur zijn eigen plek in de omgeving. Die plek kan tijdelijk zijn. De relatie met de omgeving is niet zo sterk als wanneer de stapels rechtstreeks in de grond gegraven zouden zijn. Ze lijken voort te komen uit de natuur, omdat ze zo onregelmatig zijn, maar in de natuur komen stalen blokken niet voor. Ze staan hier als tegenwicht tegen de ovale geprefabriceerde levenloze pijlers. Het oog dat zoekt naar overeenkomsten toont tegelijk hoe verschillend de vier stapels zijn. Om hun individualiteit te waarderen is het nodig ze alle vier apart te bekijken. Van opzij gezien staan de stapels niet op rij naast elkaar. Het zijn twee rijen van twee, waarvan de rechter een schrede vooruit staat ten opzichte van de linker. Deze blokken zijn massief staal. Dat betekent een onvoorstelbaar gewicht. Als een gemiddeld mens 75 kg weegt, dan weegt de sculptuur ruim 300 mensen. In één blok zit het gewicht van meer dan 70 mensen samengeperst!

SUITE 11

MOLENWIEKEN

Het Brettenpad loopt hier nog steeds door het kantorengebied Het is alles hoogbouw, steen, betonnen tegels, glas en staal.. Midden in de berm van deze kale woestenij, tussen fietspad en autoweg, staat Suite 11. In deze omgeving is de grootte eerst niet in te schatten. Hoogte uitgedrukt in meters zegt op zich niet zoveel: de grootte is relatief ten opzichte van de omgeving, de plek, de gebouwen. De enige maat die je altijd kunt gebruiken  is die van het menselijk lichaam. Suite 11 is ongeveer drie keer zo hoog als een mens. Je moet je hoofd ver achterover kantelen als je het bovenste deel goed wilt zien. De sculptuur maakt een ijle indruk door zijn open vorm, maar houdt zich goed staande midden op de van leven verstoken vlakte.  Op een fundering van losse blokken staan vier zware H-profielen, bijna in een haaks vierkant, Deze vier staanders worden beneden en boven perfect haaks gehouden door een frame van iets lichtere, maar altijd nog behoorlijk zware profielen. Alle profielen worden aan elkaar gehouden door dikke lasnaden, er zijn geen bouten door de aanwezige gaten geschroefd. Boven op de vier staanders staan  massieve blokken staal. Vanaf een afstand zie je dat er boven op die blokken hijsogen zitten. De blokken ‘molenwieken’,  wil zeggen, ze draaien hun lengteas haaks met de wijzers van de klok mee en volgen zo de windroosrichting. In vergelijking met de openheid van de constructie, die aan alle kanten doorzicht naar de omgeving biedt, ogen de blokken massief. Doordat ze er bovenop staan winnen ze nog aan belang: de staanders zijn slechts de dragers van de blokken, de blokken zijn het belangrijkst, zij zijn waar het allemaal om draait.

SUITE 12

EINDELOOS

Het Brettenpad gaat na Suite 11 rechtdoor, en dan linksaf om een groot kantoor heen, naar de Haarlemmervaart. Vlak voor het water staat de sculptuur op het gras voor de hoek van een rechthoekig gebouw met plat dak, een hotel. Het gebouw is dodelijk saai, maar daar heeft het kunstwerk geen last van.  Moeilijk te schatten hoe hoog hij precies is, maar de suite torent boven het hotel uit. Vier segmenten heeft hij van ongeveer 2 m. Zwaar is hij ook. Gesloten. Massief. Er is een binnenkant maar daar kun je niet in. Een sculptuur  moet wel hoog zijn, wil hij zich in deze omgeving kunnen handhaven. En hij moet volume hebben. Kijk maar hoe de lantarenpalen verdwijnen tegenover de gebouwen. Dat mag de sculptuur niet overkomen.  Indrukwekkend is de voet van de Suite.. Ondanks zijn geringe omvang blijkt hij in staat dit hele gevaarte te dragen. Een dubbele plaat die nauwelijks buiten de kolom uitsteekt. Met zijn vier uitstekende lippen borgt hij niet alleen de stabiliteit maar tilt hij ook de hele sculptuur vrij van de bodem.

SUITE 13

“KUNST = KUNNEN”

Vanaf de hoge toren loop je langs de rand van een industrieterrein. Het Brettenpad is hier geasfalteerd. Opzij van het fietspad ligt een ruige berm, dan een klinkerweg. Aan de overzijde van die klinkerstraat percelen met kantoren en werkplaatsen, omgeven met gras en parkeerplaatsen.  De straat maakt een haakse bocht naar rechts en even verderop een haakse bocht naar links. In deze hoek ligt een poel en voor het water een leeg grasveld. Daarop staat Suite 13. Het grasveld binnen deze hoek wordt aan drie kanten omgeven door passerende auto’s en zwaar vrachtverkeer. Aan de vierde zijde, links vanaf de voorkant, loopt het Brettenpad met zijn vele fietsers.  Wat ben je blij als  je te midden van al deze onrust en saaiheid de suite al uit de verte ziet staan. De vorm is een driedimensionale ovaal die op de grond staat, opgebouwd uit een soort meridianen rond een lege binnenruimte. Hoewel, er is er een die uitschiet recht omhoog, de ovaal uit. De spanning van de boog werd hem te veel.  Maar nee, er zijn meer raakpunten, ze raken elkaar op meerdere momenten, . zonder te botsen, blijvende sporen trekkend, in de  hoge lucht. Er is geen systeem of structuur in te bekennen, al het bewegen lijkt toeval, door een onzichtbare hand gestuurd. De meridianen van de kluwen buigen uiteindelijk allemaal terug naar elkaars uiteinden, terug naar de binnenste kern waar ze ook hun oorsprong hebben. De sculptuur is zo groot dat je er in zou kunnen passen: je zou er in kunnen gaan zitten als in een auto. Dan zou hij aan alle kanten ruim om je heen vallen. Het dak zou zelfs een halve lichaamslengte boven je zijn.

SUITE 14

KWALITEIT

Rechts in de hoek van een driesprong aan het begin van het pad staat Suite 14.  Drukke wegen erom heen, niet een plek om lang te blijven. Er zijn vier hoge poten, twee en een half keer zo hoog als een mens, met een plaat erbovenop, en daarop ligt een ding. De poten staan ongeveer een meter uit elkaar. Vergeleken bij hun hoogte zijn ze iel. Ze moeten wel een hele last torsen, dat is duidelijk omdat ze op een paar plekken verstevigd zijn. Daar is een extra stuk ijzer tegen het profiel aangelast. Ze lijken bovendien enigszins door te buigen. Omdat ze zo ruim uit elkaar staan kijk je overal tussen de poten door en zie je de wilgen en het  groen erdoorheen. Het ding erbovenop is een eenvoudige vorm. Niet dat je van hier op het pad precies kunt zien wat het is, maar het is groot en omvangrijk genoeg om de hele constellatie wankel te doen lijken. Het heeft er de schijn van dat het ding er zomaar van af kan vallen. Maar het ding is door zijn plaats boven op de poten onbereikbaar en valt moeilijk te bestuderen. Aan de cijfers te zien, bovenop, waar op een plek een hijsoog overheen is gelast, gaat het hier om de boeg van een schip. Het zijn net zulke cijfers als bij Suite 8, verdikt aangebracht boven op de huid. Er ligt dus een afgesneden scheepskop op zijn kant hoog boven vier poten. De bovenkant  van de boeg en de achterkant zijn dichtgelast. Door het verheffen van een stuk van een boot tot hoog boven het niveau van het huidige waterpeil en hoog boven de aarde ontstaat een monument. Een monument voor een boot die zijn rustplaats heeft gevonden op het niveau waar hij vroeger heeft gevaren. (enkele meters onder het huidige zeeniveau).

SUITE 15

SCHOONHEID

Daar, uit het hoge gras, tussen meer dan manshoge bosschages, vooral berken en wilgen met hoog opschietende stelen, rijst een stalen toren op, een ijl staketsel, een geometrisch geraamte. De eerste ontmoeting is vaak beslissend. ‘Hoe het voelt’ is leidend. Dit voelen gebeurt inwendig, zonder de sculptuur aan te hoeven raken. Er is een inwendig open staan, een nieuwsgierig peilen. Ontmoeten is keuren, onderzoeken en oordelen. Als de ontmoeting slaagt ben je bereid de sculptuur dichterbij te laten komen en neem je het op in je eigen, innerlijke ruimte, die gereserveerd is voor warme vriendschappen. Twee passen breed,  twee passen diep, vier keer een lichaamslengte hoog. Dat zijn de afmetingen van de stalen contouren. Het beeld is  gemaakt door staven aan elkaar te lassen, gehoor gevend aan een min of meer vooropgezet plan. Het plan was niet zuiver geometrisch en ook niet volledig in een tekening vastgelegd. Een tekening maken als bouwtekening voor Suite 15 is onmogelijk. Er is te veel geïmproviseerd om van een uitgewerkt plan of concept te spreken. Ook het feit dat de beeldhouwer de staven niet heeft ondergedompeld in een kleurige lak, maar ze heeft overgeleverd aan weer en wind om te roesten, is een betekenisvolle beslissing. Daardoor wordt de sculptuur opgenomen in de natuur en presenteert hij zich niet als een menselijk artefact. Maar vooral onderkent het werk zijn eigen afkomst als materiaal  uit de aarde, de aarde als voedingsbodem voor de natuur om hem heen, en tevens de voedingsbodem voor de kunst. De grootte is de ervaring van de ruimte. De ruimte is binnen de constructie. De ruimte is ook de leegte in de buitenlucht die de hele suite inneemt. Die ruimte bespeur je vooral van een afstand, wanneer je ziet hoe de suite boven de boomtoppen uit torent. De ruimte binnen voel je als je onder in de suite gaat staan.

SUITE 16

UITDAGING

Noordwaarts lopen we, over de brug, op weg naar Suite 16.  Uit de verte zie je eerst de rechter zijkant van de sculptuur uit het riet omhoogsteken. Suite 16 staat rechts van het pad, op een smalle strook tussen het asfalt en de brede vaart langs het volkstuinencomplex. De berm is overwoekerd door riet, zegge, jonge berken en wilde grassen. De betonplaat waarop de Suite staat, valt nauwelijks op. Als je erlangs loopt tot je er recht voor staat, bevind je je in het hart van een driesprong: het Brettenpad loopt voor de sculptuur langs en het fietspad loopt haaks naar de sculptuur toe. Dit is de voorkant. Andere associaties dringen zich op. Iets vogelachtigs, door de diagonale houding met kop en vleugel langs de grond. Zoals je soms een zwaan of eend ziet doen met zijn kop tussen zijn veren. Het is niet gek om hier voor de brede vaart in het riet aan een watervogel te denken. Langwerpige staalstukken steken schuin omhoog, bij elkaar gehouden door scherpe vouwen van twee stroken die tot de grond reiken. Tegen de bodem liggen vellen schuin tegen elkaar gestapeld en vormen zo een dragend voetstuk. Deze zijn vastgelast op een plaat die op ijzeren balken rust. Die balken liggen zelf op een betonplaat. Ze tillen de sculptuur op zodat hij net los van de grond komt.

SUITE 17

INNERLIJKE NOODZAAK

Suite 17 staat naast het fietspad dat langs de Australiëweg loopt. Een baken en een stopsignaal:  hier kruist u het Brettenpad. Het is het einde  van de stad.  De aanblik van de sculptuur is overdonderend. Vier enorme keien liggen op een lange stalen bodemplaat. Achter elk daarvan  staat een massief stalen blok. De eerste kei is de laagste. Hij ligt dicht bij de rand van de bodemplaat. De tweede kei is iets groter en hoger, de derde kei het grootst en hoogst. Achter deze is de vierde weer iets kleiner en iets lager. Dan volgt het laatste blok, waarachter de bodemplaat nog een eindje doorsteekt. Het immense gevaarte ligt op vier platte schijven, twee aan twee, onder de uiteinden van de bodemplaat gedragen door twee betonplaten.  Gevaarte is een goed woord: De bodemplaat meet qua lengte ruim 8 meter, maar is slechts 1,20 m breed.  Een slank draaglichaam. De vier keien  versterken de indruk van vracht, gestapeld van voor naar achterkant. De vier zuilen blokken ertussen doen denken aan schoorstenen of aan de contouren van een wagon. Tot slot tillen de vier schijven het gevaarte 30 cm boven het maaiveld, zodat het lijkt te worden gedragen op de golven van de zee, of op hoge wielen over rails. Op een of andere wijze zijn alle verhoudingen helemaal goed. De bodemplaat had niet dunner moeten zijn, de tussenzuilen stalen blokken niet dikkerhoger, de keien niet groter of kleiner. Doordat al die verhoudingen op elkaar zijn afgestemd, doet de Suite harmonieus aan. Het is overal in evenwicht.

SUITE 18

MAATSCHAPPELIJK RELEVANT

De natuur wordt ruiger, de wildernis aan weerszijden van het pad steeds breder. Omzoomd door hoge bomen en ondergroei van wilde struiken staat Suite 18, de zuster van Suite 7. Ook dit is een  sterk getailleerde kolom. Niet zomaar een kolom, maar een gebutste, geslagen en dichtgevouwen plaat, vol sporen van onduidelijke herkomst, deuken, doppen en lasnaden. Terug langs de linkerkant naar achteren, toont de stalen kolom zich als een totaal andere sculptuur. Hier zijn alle open naden te zien waar de platen naar elkaar toegevouwen zijn en elkaar overlappen. Van welke kant ook, de zwaarste massa is bovenin. Daar heeft ook het volume meer omvang, hoewel het verschil met het onderstuk niet heel groot is. Het is niet open en ook niet gesloten, het is hol en vindt zijn opwaartse kracht in de plooien van het staal. Een samenstel van stalen platen die elkaars draagkracht en evenwicht beproeven en demonstreren. De achterkant is totaal verschillend van de voorkant of de zijkanten. Loop er omheen en verwonder je dat al deze facetten samen één sculptuur kunnen vormen.

SUITE 19

OEUVRE

Suite 19 staat links van het pad, parallel aan de spoorbaan. Daar staat hij op een hellend talud bij de sloot. De betonplaat waarop de sculptuur staat is enigszins achterover gezakt, richting sloot. Het effect daarvan is onvermoed: je hebt de indruk dat de suite horizontaal is georiënteerd, maar als je goed kijkt blijkt het anders te zijn. De plek werkt aan de valse oriëntatie mee: alles is hier horizontaal. De sloot, het fietspad, de spoorbaan, de bovenleiding, de woningbouw in de verte. Suite 19 is  hoger dan breed.  De voorkant. eEen sculptuur van stalen platen. Onderin vlakke platen, afgesneden uit een segment van een cirkel. Boven gewelfde stroken uit diverse platen gesneden. De platen beneden staan diagonaal van rechtsonder naar linksboven, de stroken boven lopen van linksonder naar rechtsboven. Twee richtingen waarvan de bovenste wordt gedragen door de onderste. De hele constructie rust op vier pootjes die zijn vast gelast op een open raamwerk van hoekprofielen. De sculptuur lijkt uit balans. Het raamwerk dat de sculptuur draagt steekt rechts dan ook verder uit om kantelen te voorkomen. Tenslotte ligt de grootste massa rechts boven. De sculptuur, die onderin bestaat uit dichte platen en daar massief aandoet, is boven juist aan alle kanten open en doorzichtig. Het verschil tussen platen en stroken verdeelt het kunstwerk in een stabiele en een vluchtige zone. Is het een poging om onrust te wekken en tegelijk in toom te houden? Alle mogelijke bewegingen zijn bevroren hoewel ze geen begin- of eindpunt hebben. De sculptuur lijkt een toevallig uitsnede uit een grotere chaos. De beleving geeft sculptuur betekenis. Hoe je ze ervaart is een spiegel van je eigen persoonlijkheid. Deze beelden wekken een intuïtieve persoonlijke benadering waarbij je jezelf blootgeeft, zoals de kunstenaar zichzelf blootstelde aan zijn intuïtie, toen hij de werken maakte. Zo wordt Kunst kijken naar jezelf. Wat telt is de bevrijding die het kunstwerk je schenkt. Die bevrijding is niet dat je lukraak zomaar van alles van de sculptuur kunt vinden, maar dat door het kunstwerk onvermoede gevoelens en inhoud bij je gewekt worden. Dat begint met sprakeloosheid. Door stil te blijven staan en langer te kijken. Dan openen zich mogelijkheden van interpretatie, die je kunt toetsen aan de sculptuur zelf. Het zal blijken dat al je associaties niet alleen weergeven wat er te zien is, maar ook wat er niet te zien is. Daarnaast ontstaat een vermoeden van wat de kunstenaar gedreven zou kunnen hebben, om deze specifieke sculptuur te maken. Tijdens dit innerlijk toetsen ontmoet je jezelf, de beeldhouwer en diens intuïtie.

SUITE 20

FINALE

De laatste! We zijn van ver gekomen sinds de eerste sculptuur. Het pad is best in één keer te wandelen of te fietsen . Het is maar elf kilometer. Maar voor wie vaak stil staat om te kijken gaat de tijd snel voorbij, die heeft wellicht meerdere bezoeken nodig om alle Suites goed te bekijken..  Suite 20 blijft tot het laatste toe verborgen. Hij blijkt buiten de stadswildernis te staan, op een dijk die het einde van het Brettenpad scheidt van een industrieterrein. Hij is groot en indrukwekkend. Extra hoog omdat hij op de dijk staat, boven het laag gelegen pad. Aan de voorkant is de opbouw het meest helder en open. De beide zijkanten zijn erg ingewikkeld. De achterkant gooit met een diagonale strook vervormd staal de deur dicht.. Een fort met een nauwelijks betreedbare binnenruimte dat uitziet op de hele omgeving.  De open voorkant die  een inkijk geeft in de beschuttende binnenruimte nodigt uit om naar binnen te gaan. Maar je moet wel gevoelsmatig over een drempel heen omdat het bouwwerk voelt als een privé-ruimte die al bezet is. Binnen is een gevoel van beschutting, opgeroepen door de liggende plaat bovenin en de hangende strook aan de achterkant. Het dicht op elkaar staan van de steunen aan beide zijkanten werkt ook mee. Intussen zijn alle zijden op onregelmatige wijze opengewerkt. Daardoor wordt de sculptuur transparant. De gaten die overal open blijven accentueren het verticale verloop van de dragers. Het zijn onregelmatig gevormde vensters die de massaliteit van het stalen bouwwerk opheffen. Suite 20 is een burcht, tegelijkertijd een woning en een verdedigingswerk. Je kromt, eenmaal binnen, je rug, bang om de wanden te raken. De aanraking zou hard zijn en je zou ergens aan kunnen blijven haken.  Je kijkt angstig omhoog want de sculptuur staat maar al te lichtvoetig op zijn tenen. Wat er draagt en wat er steunt is niet van elkaar te onderscheiden. Wat er hangt en wat er ligt lijkt voor niets anders bedoeld dan voor het plezier van de afwisseling en het genot van de verwarring. Het is niet alleen het staal dat de sculptuur groot maakt, het is vooral het gevoel van geschiedenis die hij meedraagt.  Het lijkt alsof hij hier al heel lang staat.

EPILOOG

Alle volkeren op aarde maken sculpturen. Sculpturen zijn dingen die onze aandacht vasthouden. Soms lijken ze op mensen, zoals een van de oudsten die we kennen, de Venus van Willendorf. (24.000-22.000 v. Chr.) Een beeldje van maar 11 centimeter hoog. Mensen hebben het gevoel dat er werkelijke macht huist in een sculptuur. Sinds die oude tijden hebben sculpturen hun eigen aanwezigheid in onze leefwereld. We kunnen niet zonder. Een sculptuur kan niet zonder woorden. Deze ervaring hebben we allemaal wel eens gehad: we zien een sculptuur maar weten niet wat we ermee aan moeten. We hebben er geen woorden voor. Toch zouden we de sculptuur best wat beter willen leren kennen, om te weten wat het zou kunnen betekenen. Daar hebben we taal voor nodig. We moeten woorden zoeken die betekenis krijgen door wat we zien. Zoals het begrip ‘rood’ een bijzondere inhoud en betekenis krijgt als we blozen. Dan weten we meteen: er is niet alleen de kleur, er is ook gevoel. Gevoel vraagt net als kunst om woorden. Woorden tillen onze beleving naar bewustzijn. Bewustzijn maakt onze kennis en ons gevoel hanteerbaar. Maar pas op: woorden willen ons gevoel overheersen. Woorden zijn gevaarlijk in die zin dat ze onze waarneming en ons gevoel beïnvloeden als we ze niet heel zorgvuldig kiezen.

De beleving geeft een sculptuur betekenis. Hoe je ze ervaart is een spiegel van je eigen persoonlijkheid. Deze beelden wekken een intuïtieve persoonlijke benadering waarbij je jezelf blootgeeft, zoals de kunstenaar zichzelf blootstelde aan zijn intuïtie, toen hij de werken maakte. Zo wordt Kunst kijken, kijken naar jezelf. Wat telt is de bevrijding die het kunstwerk je schenkt. Die bevrijding is niet dat je lukraak zomaar van alles van de sculptuur kunt vinden, maar dat door het kunstwerk onvermoede gevoelens en inhoud bij je gewekt worden. Dat begint met sprakeloosheid. Door stil te blijven staan en langer te kijken. Dan openen zich mogelijkheden van interpretatie, die je kunt toetsen aan de sculptuur zelf. Het zal blijken dat al je associaties niet alleen weergeven wat er te zien is, maar ook wat er niet te zien is. Daarnaast ontstaat een vermoeden van wat de kunstenaar gedreven zou kunnen hebben, om deze specifieke sculptuur te maken. Tijdens dit innerlijk toetsen ontmoet je jezelf, de beeldhouwer en diens intuïtie.